Bijlmer Park Theater
16-05-2017

Grenzeloos gevecht

“De laatste keer?”, fluistert ze zachtjes. Haar hart begint sneller te kloppen. Zijn ogen staarden van haar pikzwarte haar langs de zwartwit foto in haar magere handen, naar haar oude gescheurde kleding die haar uitgehongerde lichaam omzielde.

“Er bestaat geen laatste keer”, zegt hij met een bittere toon in zijn stem. Ze staart naar de kleine foto. Voor een moment dacht ze weer terug aan de oude stranden van Monrovia waar de zee zo zout is dat je het kilometers ver nog rook, aan de duistere nacht waar het witte maanlicht de donkere paden in de maisvelden verlichten, aan de ouderen die alles deden om hun uitgehongerde kinderen stil te houden zodat zij niet gehoord zouden worden en aan de dag dat dat mislukte.

Het meisje werd op haar schouders aangetikt.

“Het is tijd”.

Een groot, zwaar voorwerp wordt in haar armen gedrukt.

“Wat is dit?”, vraagt ze terwijl haar armen bijna bezwijken onder het gewicht.

“Schieten”, zegt een man grijzend. Ze kijkt naar zijn donkergroene camouflagepak.

“Schieten?”, vraagt ze.

“Hou je mond”, zegt één van de mannen abrupt. Met zijn ruwe hand duwt hij het jonge meisje in haar rug naar buiten. De lucht is geschilderd met een diepe rood-oranje zonsondergang.                

Ze wordt op een oude bruine truck gezet naast een paar jonge kinderen en ze rijden door het vernielde landschap. De mannen kijken lachend om zich heen terwijl de truck over de verwoeste paden rijdt. Dit is ons werk denken ze trots.

“We zijn er!”, schreeuwde een leider en laadt zijn geweer. Een klikkend geluid van ladende geweren dendert door het landschap.

De leider sluipt naar een groot bosje en knielt. De kinderen volgen. Ze doen snel een schietgebedje voordat ze er op los gaan. Het meisje wordt op haar met wonden bedekte knieën gedrukt. Ze begrijpt niet wat er gebeurt.

Al snel staat de leider op en lacht: “Wij zijn de redders”, en rent het donkere bos door. Achter het bos is een klein dorpje met houten hutjes, maar er is geen man te bekennen. De leider rent naar het midden van het dorp en schiet in de lucht. Voor een minuut is het stil, maar dan heft een huilend kind de stilte op.  De leider grijnst. Hij loopt een wankelend houten hutje binnen en gooit er drie magere kinderen uit.  Zelf loopt hij naar buiten met de moeder onder zijn arm.

Het geluid van huilende kinderen gammelt door de lucht.

“Alstublieft”, smeekt de moeder. De leider lacht, pakt zijn geweer en schiet één voor één de huilende kinderen dood. Een plasje bloed omringt de moeder.

“Wie wil de eer?”, vraagt de leider en steekt zijn geweer in de lucht. Hij kijkt in de groep kinderen en wijst het enige meisje aan.

“Haar”, zegt hij grinnikend. Het meisje wordt naar voren geduwd en het geweer wordt haar overhandigd. Ze laat het geweer en richt op de huilende vrouw. Een minuut verstrijkt.

“Waar wacht je op?”, vraagt de leider eisend.

“Ik wil dit niet”, zegt ze kijkend naar de vrouw. De leider lacht.

“Jij hebt niets te willen. Schiet!”.

“Ik wil dit niet”, zegt ze nogmaals.

‘’Je tijd als snotaap is voorbij. Je bent nu een gevreesd soldaat!”, schreeuwt de leider en schiet de vrouw neer. Een schok gaat door haar lichaam. De leider herlaadt zijn geweer.

“En nu is het jouw beurt”.

*Knal*

Noa Hermsen
OSB