Bijlmer Park Theater
16-05-2017

ODYSEE

Amsterdam uitrijden heeft altijd iets triests. Als je de stad verlaat en daar de snelweg en het koele Nederlandse landschap voor in de plaats ziet komen krijg je spontaan heimwee.
Het is stil in de auto. De vakantiesfeer zit er nog niet echt in. Ik kijk naar Anna die op mijn schouder ligt te slapen.
De laatste weken waren hel maar duurden bepaald niet oneindig. Door de drukte zijn ze omgevlogen. Als de vakantie is begonnen zou je niet meer terug moeten denken aan school. Maar die laatste weken spoken door mijn hoofd.
Ongemak kriebelt mijn lichaam. Ik zit niet lekker. Mijn kont is hard, mijn benen zijn verstijfd, en mijn nek voelt verroest. Anna is zich van geen kwaad bewust. Tuurlijk niet. Dat is ze nooit.
Zou ze dromen?

Ik weet het niet. Door de vooruit kijk ik over de snelweg. Het is niet af, dit jaar. De gesprekken zijn nog niet afgesloten. De helft van de klas heb ik niet eens gedag gezegd. Maar had dat gemoeten?
Vrachtwagens rijden langs. Dreunend. Auto’s zoeven voorbij. In de auto’s kun je gezinnen zien zitten. Vanuit de auto ziet vakantie er nooit leuk uit.

Het was niet gezegd. We hebben niks besproken. Volgens Anna was het vanzelfsprekend. Maar ik was verbaasd. Misschien lag het aan mij.
Ik ben er uiteindelijk over begonnen. Toen ging het allemaal ineens heel snel. En toen was het vakantie.
En nu? Nu zitten we in de auto.

Anna kreunt een beetje. Haar hoofd hobbelt door de kuilen in de weg. Voorzichtig ga ik anders zitten. Had ik het anders moeten doen?
Het had niet anders gekund. Maar wat als ik er nooit over was begonnen?
Ik weet het niet. Mijn nieuwsgierigheid is een obsessie geworden. En nog steeds kan ik mijn opgekropte stress niet kwijt.
Misschien moet ik ook gaan slapen. Ik vind het Nederlandse landschap maar saai. Je kunt beter slapen tot je over de grens bent.

Ik leg mijn hoofd zachtjes op dat van Anna. Samen hobbelen we.
Zou ze dromen?

Het duurt een tijdje. Het duurt altijd een tijdje. Maar als het gebeurt, weet je het niet. Als het voorbij is, dan weet je het. En dan komen de vragen.
Bij de grens wordt Anna wakker. Ze kreunt, en rekt zich uit. Niet dat dat goed kan, in de auto. Ze kijkt uit het raam. En werpt mij een tevreden lach toe. Ik lach terug.
We zeggen niks. Niemand zegt wat. Want er hoeft niks gezegd te worden.

Het is vakantie.
Misschien zat het allemaal in mijn hoofd, en zijn er helemaal geen vragen.
Maar nu dan?
Nu is het vakantie.

 

 

Keet Winter
open inzending