Liefdesliedjes van schrijvers

zz
Titel
Liefdesliedjes van schrijvers
Voor
vo onderbouw
Thema
Thema
Auteur
Ilonka Verdurmen
Inspiratiebron
13 liefdesliedjes van schrijvers
Onderwerpen en activiteiten
Lezen, zelf schrijven, presenteren
Extra benodigdheden
pen en papier
Tijdsduur
50
ALGEMEEN

Deze lesbrief bevat 13 liedteksten die over de liefde gaan.
Dertien Nederlandse en Belgische dichters hebben samengewerkt met dertien singer 
songwriters aan een nieuw liefdeslied.

Er zijn 3 lessen beschreven.
Aan het einde van elke les hebben de leerlingen een liefdesgedicht gemaakt.

Les 1

1.  Deel de liefdesliedjes/gedichten uit en leg uit wat de bedoeling is van de lessen.

2.  Deel de proefwerkblaadjes uit. Vraag de leerlingen om twee minuten lang alle
     clichés op te schrijven die ze kunnen bedenken en die in een liefdeslied
     zouden kunnen voorkomen. Wanneer ze niets kunnen verzinnen mogen ze
     ook bestaande ‘cliché’ regels op schrijven uit liedjes die ze kennen. Regels uit
     liedjes in andere talen moeten worden vertaald in het Nederlands. Geef een
     duidelijk startsein en stopteken. 
     Inventariseer met de klas zoveel mogelijk clichés. Schrijf ze eventueel op het 
     bord. Bespreek de clichés met de leerlingen. Wat voor voor- en nadelen 
     leveren ze op? (10 min)

3. De volgende opdracht: Schrijf vijf lichaamsdelen op (binnen en buitenkant 
    lichaam): hand, tong, hart, lever, bloed enzv. Iedere leerling schrijft er vijf op.
    Nu moeten de leerlingen bij elk lichaamsdeel een regel schrijven waarin ze
    proberen een ongewone vergelijking of combinatie te maken. De regel zou
    in een liefdeslied kunnen voorkomen.
    Voorbeeld: Mijn tong: je tweeling komt eraan (Hafid Bouazza) of 
    je adembenemende benen (Neeltje Maria Min) of
    jouw veel te verre mond (Ilja Leonard Pfeijffer
    Laat iedere leerling zijn of haar blaadje ruilen met dat van de buurman of vrouw.
    Deze zet een sterretje voor de in zijn of haar ogen regel die het mooist, grappigst 
    of anderszins het meest geslaagd is en omstebeurt lezen de leerlingen deze regel
    voor. Beschouw dit als een onderzoek geen wedstrijd tussen de leerlingen. Het 
    gaat om het ontwikkelen van ideeën. (10 - 15 min)

4. Vraag de leerlingen zich een ongelukkige liefde voor te stellen. De hoofdpersoon
    van het lied mist zijn of haar geliefde smartelijk en drukt zijn of haar verdriet uit
    in een beeld. Opdracht: kies een alledaags voorwerp, een kledingstuk of een 
    meubelstuk en schrijf een regel waaruit verdriet spreekt zonder dat het verdriet 
    benoemd wordt. 
    Voorbeeld: ’s Avonds in kille straten dwaal ik doelloos in mijn jas (Antjie Krog) of 
    Alles blijft / en ik wacht / tel de uren/ in het bed dat wakker ligt (Menno Wigman)
    Wissel wat voorbeelden van regels uit (10 min)

5.  Sluit deze les af met het in groepjes voorlezen en bespreken van de gedichten.
     De leerlingen lezen eerst in kleine groepjes hun gedichten aan elkaar voor en
     kiezen dan per groepje een favoriet gedicht. Dit gedicht lezen ze dan aan de klas
     voor. Bijvoorbeeld door de regels over vier stemmen te verdelen.

Les 2  

1. Deel de kopieën met de teksten van de liedjes uit. Lees eerst samen met de
    leerlingen de tekst van Gerrit Komrij. Bespreek de volgende onderwerpen:
    - wie is er aan het woord, wat voor iemand denk je dat de ik in deze tekst is,
      hoe merk je dat
    - wat gebeurt er in het lied
    - wat komen we te weten over de jij
    - hoe vertelt de dichter wat er gebeurt (‘Ik ben de b’)
    - gebruikt de dichter clichés in deze tekst
    - wat voor beelden zitten erin (een pop van glas, een wolk die groeit)
    

2. De leerlingen gaan nu een refrein schrijven voor een eigen liefdeslied.
    Deze opdracht kan individueel worden uitgevoerd of in tweetallen of kleine groepjes.
    Laat de leerlingen één regel kiezen uit een van de dertien gedichten/liedteksten.
    Nu bedenken ze wie de hoofdpersoon is van hun eigen lied. Is het een man of vrouw,
    een jongen of meisje, een kind, een dier? Wie is er aan het woord in het lied,
    is er een ‘ik’ of wordt het een lied in de derde persoon? Krijgt de hoofdpersoon
    in dat geval een naam (vgl Spinvis: “een liedje is iemand die tegen je praat”).
    Bepaal dan over welk moment in de liefde het liedje zal gaan: het verlangen,
    de droom, de ontmoeting, een gelukkig samen zijn, het gemis, verlies, rouw,
    woede.
    Opdracht: schrijf  een refrein van vier regels met daarin de door jou/jullie gekozen
    regel. Begin de eerste regel met een werkwoord (vervoegd!). Let op het ritme in
    de regels. Spreek de zinnen hardop uit. Stel je een zanger of zangeres voor die jouw 
    lied straks gaat zingen. Nb De gekozen regel hoeft niet uit een refrein te stammen.
    Deze regel dient als bron van inspiratie. (10 – 15 min)
    
3. Laat de groepjes/individuele leerlingen hun blaadjes met de refreinen ruilen met
    andere groepjes of individuele leerlingen. Ieder heeft nu het refrein voor zich van 
    iemand anders. Opdracht: Lees het refrein zorgvuldig en schrijf een verrassende 
    slotregel onder het refrein. Geef daarna het blaadje terug aan de leerling of het 
    groepje dat het refrein geschreven heeft. (5 – 10 min).

4. Nu wordt de slotregel de beginregel. Het groepje of de leerling die het refrein
    geschreven heeft  krijgt de opdracht de eerste strofe van het lied te schrijven dat 
    begint met de gekregen “slotregel”. Zo kun je oefenen een wending in de tekst te
    krijgen en wordt de tekst spannender. Eerste strofe en refrein moeten
    wel bij elkaar blijven passen. (10 – 15 min).

5.  Wanneer er nog voldoende tijd over is, laat de leerlingen hun strofes en refreinen
     aan elkaar voorlezen. Lees de liedteksten van Frédérique Spigt
     en Joost Zwagerman en van Ellen ten Damme en Ilja Leonard Pfeijffer. Lees met de
     leerlingen eerst de tekst en let speciaal op het refrein en de eerste strofes.
     Een verrassende slotregel heeft ook het lied van Ann Pierlé, Koen Gisen en Peter
     Verhelst.

Les 3 

1. Lees met de leerlingen de tekst van Kees ’t Hart en De Jeugd van Tegenwoordig.
    Probeer met de klas het ritme in de regels te ontdekken en geef het van een paar
    zinnen aan met korte en lange streepjes. Verdeel het lied over verschillende groepjes 
    (een strofe of halve strofe per groep). Vraag ieder groepje met elkaar een manier te 
    verzinnen om ‘hun’ gedeelte voor te dragen. Variëren in tempo, ritme, intonatie. 
    De tekst kan meerstemmig worden gepresenteerd. Regels kunnen worden herhaald,
    “geëchood”, gefluisterd, geschreeuwd en zo voort (10 min) 

2. De leerlingen presenteren om de beurt, staande voor de klas, hun gedeelte van de
    tekst. (5 – 10 min)

3. Geef de opdracht om individueel of in groepjes een variatie te schrijven op de tekst
    van Kees ’t Hart en De Jeugd van Tegenwoordig. De oorspronkelijke  tekst dient als
    bron van inspiratie. 


De DVD die u bij de lessen zou kunnen gebruiken is nog steeds verkrijgbaar.

‘De avond van het liefdeslied: alle 13 goed!’

Liedteksten over de liefde