Het was een warme zomermiddag

Tiuri

 “Jullie mogen een essay gaan schrijven van minimaal 750 woorden en als je het goed doet, dan kun je misschien een prijs winnen”. Jottem! Een tekst schrijven en dan misschien een prijs winnen! Ik zou pas mezelf zijn als ik mijn kostbare tijd hieraan ga verspillen. Dus pak ik met groots enthousiasme mijn ‘pen’ vast om zijn inhoud over dit papier te laten vloeien.

Maar dan komen er vragen naar boven: waar moet dit essay over gaan? Wat gaat het leven van dit essay inhouden? Waar zal het leven eindigen en waar zal het beginnen? Allemaal vragen waar de mens na al die eeuwen van strijd en zoektochten geen antwoord op heeft kunnen geven. De hoogste tijd dat daar verandering in komt.

Laat ik beginnen met een verhaal: het was een warme zomermiddag. De zon scheen als een bureaulamp op het water. Aan het water stond een hotel met een terras waar allemaal bootjes, groot en klein, aanmeerden en wegvoeren. Het was druk en er zaten veel mensen op het terras. Er was ook een filmploeg, met een presentator met een iets te neppe lach, die live voor tv aan het filmen was. Het was een vrolijke zomermiddag. Tot er plots een bootje kwam aanvaren met twee mannetjes erin. Het waren mijn Opa en ik, die iemand moesten ophalen bij het hotel. Dat hadden we wel vaker gedaan: hij zat aan het roer en ik zou het lijntje vast maken aan de kant. Heel eenvoudig. Maar mijn Opa had toen zogenaamd het geniale idee om precies naast de tv-ploeg aan te leggen. Toen we de steiger naderden, gooide ik het lijntje richting de paal, maar ik miste. Ik gooide nog een keer: weer mis. En terwijl we langzaam in het beeld van de camera drijven, probeer ik het opnieuw. Met de snelle derde poging raak ik met het touw per ongeluk mijn opa, die schrikt en vol gas tegen de steiger vaart. De ober schrikt ook en gooit zijn servies per ongeluk in het gezicht van de oudere vrouw, die krijsend op de tafels van het terras valt. De terrorist op het terras ziet zijn kans schoon en opent het vuur op ... kgrrr ... prrrttr ... Ontploffingen ... kgrrr ... rondvliegende ingewanden ... kggrr.

Deze uitzending wordt nu onderbroken met een gedicht, De Zwaan:

Langzaam glijd ik tussen andre zwanen
altijd om hetzelfde eiland heen,
maar meest zit ik boven halfvergane
planten, in het oeverriet, alleen.
Wrede dingen teisteren het eiland:

broedermoord en twist en handgemeen;
soms duikt het gerucht op van een heiland,
maar de wolven huilen als voorheen.
Achter de gevangenenverblijven
breek ik, als de maan schijnt, uit het riet,
en ik laat mij naar een plek toe drijven,
waar men niets meer van de wereld ziet,
en dan lees ik wat de sterren schrijven,
en dan schrijf ik wat mijn ziel gebiedt.

Ed Hoornik (1910-1970) heeft dit gedicht in 1948 geschreven nadat hij in de Tweede Wereldoorlog in concentratiekamp Dachau had gezeten. Ondanks de ver overschreden houdbaarheidsdatum en de vele malen dat ik het heb gelezen, blijft het gedicht diep vanbinnen mij vastgrijpen met vingers die mij geleidelijk loslaten wanneer de tijd voorbij blaast en stilletjes wachten tot ze weer toe kunnen slaan. Het losbreken, het overgeven aan de machtige kosmos, altijd rond hetzelfde eiland van angst, de eenzaamheid van de zwanengeest. Dat blijft mij raken.

Het leven gaat door, we zijn op een eiland gegooid. We waggelen wat rond, we smikkelen wat gras en soms veroorzaken we per ongeluk een terroristische aanslag. En al die tijd wacht ik ’s nachts tussen het riet op een sein van boven. Maar geen antwoord komt tot mij. Dus wandel ik de straat op om er maar het beste van te maken. “Pardon meneer ik had u niet gezien”, “Nee tot mijn grote spijt kan ik u de weg niet wijzen, ik ben hier ook nieuw ziet u?”

Steeds meer onbekenden trekken aan mijn jas, omdat ze iets willen en steeds vaker denk ik terug aan de tijd dat ik nog een zwervende zwaan was. Oh was ik maar een zwerver, die mag de hele dag en de hele nacht wachten op een teken. Maar ik wil eigenlijk helemaal geen zwerver worden als ik groot ben, dan heb ik het in de nacht koud. Nou, dan niet. Ik loop weer verder, met een vraag die steeds harder op de deur van mijn bewustzijn begint te kloppen: als het de hele dag wachten is op het sein in de nacht, waarom zouden wij dan in de dag moeten rondzwerven?

Ik bezoek de graven van de mensen die waren omgekomen bij de aanslag. Langzaam loop ik langs de jaren, de namen. Zoals ieder ‘normaal’ mens zou doen. Hoe snel alles om kan vallen. Hoe snel een kleine verandering in de schakel het hele systeem van een terras laat exploderen. Ik kan toch niet schuldig zijn? Nee, langzaam kom ik tot de afgrijselijke, angstaanjagende, dramatische conclusie dat alles onderdeel moet zijn van hetzelfde drama dat iedere nacht voor de maan wordt opgevoerd. Oh waarom laat de wind mijn ziel zo alleen rondwarrelen? Waarom omarmt u mij niet? Ik heb hier niet om gevraagd! Heer ik word gek! Geef mij verlossing! Vergeeft u mij! Waarom ben ik niet gewo ...

Het toneelstuk wordt nu zonder enige reden onderbroken met deze keer een overbodig gedicht, In dit ondermaanse van Gerrit Komrij

Ik ben nog jong. Een ijsbaan is het leven.
De benen zweven en de zinnen zweven.
Vioolmuziek klinkt uit een megafoon.
De sneeuw maakt van de wereld een stilleven.
Ik tintel en ik draag een koningskroon.
Door eigen krachten word ik aangedreven
En vrienden zeilen schaterend voorbij.
Het is in hartje winter volop mei.
We schaatsen op een vloer van porselein
En slaan de dagen stuk om aan het end
Te stoppen bij de koek- en zopietent
Waar zure melk en bitterkoekjes zijn.

God, waarom stuurt u mij dit gedicht? Ik houd niet eens van Gerrit Komrij! Zijn naam rijmt op selderij, bah! Het gedicht is trouwens ook walgelijk. Een ijsbaan is het leven”, wie zegt dat? Vioolmuziek uit een megafoon, Schaatsen op een vloer van porselein’? Dat is gewoon kitscherige prut! Wie dit gedicht op de lijst heeft gezet lijkt wel niet goed wijs! En die bitterkoekjes, die eindeloze vieze gore bitterkoekjes ugh, die zijn gewoon...
Hé, Gerrit heeft gelijk! Bitterkoekjes zijn ook heel erg vies en bitter! Wat voel ik mij opeens begrepen. Het lijkt wel alsof het maanlicht op mij schijnt! Wow, wat is het leven toch eigenlijk mooi.
“Zo ziet u, geachte dames en heren dat een gedicht van Gerrit Komrij zelfs bij deze verloren man naast mij, zijn magische kracht niet onthoudt! Is het omdat in dit gedicht een diepe waarheid schuilt waar wij als mens zolang naar op zoek zijn geweest? Is het de manier waarop hij het schaatsen op de ijsbaan beschrijft? Een plek waar men steeds naar terug kan keren, maar dan moet men wel weten dat deze nog steeds in ons leeft: onze jeugd. Want naarmate wij in ons leven verder gaan en een baan krijgen waar we eigenlijk geen moer aan vinden, is dit een van de eerste dingen die wij uit het oog verliezen. Maar een kind is juist zó onschuldig, zó nieuwsgierig, zó levendig. De wereld leren kennen om er dan net zo vrolijk en onnozel doorheen te schaatsen. Dat is wat dat kind wil doen, net zoals alles om ons heen.

Toch? Maar wij snoeren die glinsterende ogen de mond en luisteren naar wat onze ziel zogenaamd gebiedt. Dus zit u nu vast in een baan, heeft u per ongeluk een aanslag gepleegd en ziet u het leven gewoon even niet meer zitten of zit u nog om 12 uur ’s nachts een essay te typen dat van de school moet, terwijl u nog heel veel andere dingen te doen hebt (om over gewoon slapen nog maar te zwijgen), maar je daar niets tegenin te brengen hebt, omdat het ‘gewoon’ school is? Koop dan nu een magisch gedicht van Gerrit Komrij en krijg het tweede gedicht gratis!”

Mijn naam is Tiuri Wolthuis, terug naar de studio.

Voor het geval ik de prijs nu gewonnen heb, wil ik mijn vader en mijn moeder bedanken omdat ze altijd in mij geloofden. Ik wil ook mijn hond bedanken die altijd voor mij klaarstond. De vriendin van mijn Tante die ... kgggrrr

We onderbreken deze uitzending.

- Tiuri, klas 5VB- Haags Montessori Lyceum