Zelfacceptatie

Manal

In de schaduw van pesten, waar het verleden als een scherp mes snijdt, blijft de herinnering pijnlijk nazinderen, als een onuitwisbare les die diep binnenin schuilt.

Plots valt het dak op je, en je gaat dood

Als een weerklank van die ene kwellende dag in de schoolgangen, waarin de stevigheid van mijn vertrouwde wereld uiteen leek te spatten onder het verpletterende gewicht van snijdende woorden, voelde ik de veiligheid als losse zandkorrels tussen mijn vingers wegglijden.

Over mijn ervaringen praten was bijna onmogelijk, want de angst veerde terug bovenop mijn gebroken leven. Het voelde als een muur die elke poging tot gesprek verstikte.

En als je erover wil praten, 
is het dak teruggeveerd van op je gebroken leven 
en bouwt de angst boven jou

In de ogen van anderen ben je vreemd, anders, totaal anders. Ze bestempelen je als gek en apart, wat een gevoel van vervreemding teweegbrengt, alsof je niet past in het gangbare plaatje van wat als normaal wordt beschouwd.

Het vreemde vindt hij lelijk. Het lelijke maakt hem bang.

Je verlangt naar een plek in de wereld, naar verbondenheid, maar steeds opnieuw word je meedogenloos naar beneden geduwd, weg van dat gevoel van erbij horen.

Je wordt bang van de hemel 
je zoekt, je vindt, 
en hij valt op jou vind je eigen hemel! 
Je zoekt je vind en hij valt op jou, 
ineens ben je gedrocht lelijk vanbinnen en vanbuiten, 
dakloos, 
hemelloos.

Te midden van deze herhalingen, neem je vastberaden het heft in eigen handen en besluit je je eigen plek te scheppen, een wereld die jouw anders-zijn omarmt. Je wordt je eigen wereld, smeedt je eigen hemel.

Het heeft me gevormd, gedwongen mijn eigen weg te banen en mijn eigen hemel te vinden in zelfacceptatie.

Ondanks de confrontaties met het onbekende, ontdekte ik dat het mogelijk is om op te staan.

Hij gaat er vreemd uitzien.

 

(De citaten komen uit de gedichten Heb je dat weleens van Rodaan al Galidi en uit Wat hij niet kent vindt van Marc Insingel)